59. Koreaanse babybezorgdheid
Ik stuur toch een berichtje naar mijn broer, met een klein hart. Maar als we hem zouden mogen bezoeken in Jeju verandert onze planning. Dan moeten we vliegtuigtickets en overnachtingen boeken, een auto huren en andere dingen annuleren en/of verschuiven. Om enig idee van timing te hebben, is het allereerst handig om te weten of het überhaupt een optie is dat we hem bezoeken of gewoon niet.
Hij reageert positief, al is een datum vinden niet makkelijk. Elke optie komt er op neer dat wij ons plooien en op verschillende manieren heel veel inspanning leveren. Eigenlijk kan (of wil) hij maar 1 weekend. Maar hij wil. En het mag. Het weekend dat hij voorstelt is er eentje waarin tickets 300 euro per persoon kosten omdat er 2 feestdagen na vallen. Hoewel we het een seconde overwegen, zoeken we toch alternatieven. Met de boot naar Jeju kost veel minder, alleen ben je dan een dag onderweg. Zoveel reistijd om daar 1 of 2 dagen te zijn, voelt ook als teveel. De 3e mogelijkheid is af te spreken op de zondag van het weekend waarin de kinderen ook meedoen aan een taekwondowedstrijd hier. Uiteindelijk blijkt dat de meest haalbare. We moeten alleen checken hoe laat de wedstrijd afgelopen is zodat we eventueel zaterdagavond ipv zondagmiddag kunnen vliegen. Nog een dagje wachten met boeken, maar ik ben zo blij dat we toch mijn broer en zijn baby kunnen bezoeken. Het betekent ook iets van aanvaard worden, van erbij horen.
In de slipstream van dit blij gevoel, durf ik ook zelf een berichtje naar mijn zus te sturen. Gewoon ter info. Met de mededeling dat we langer in Busan zijn en 3 data die voor ons passen als ze nog zou willen afspreken. Voor zover ik op de hoogte ben van hun schema’s houden die data daar al rekening mee. Ook zij reageert positief en stuurt dat ze het gaat (proberen) regelen.
Ze stelt daarna een andere dag voor. Net een dag dat wij bij mijn broer in Jeju zijn. We doen er een volledige dag over om tot een andere afspraak te komen. En eigenlijk ook weer alleen dankzij onze toegeving om vroeger uit Jeju terug te komen zodat we op die éne dag (van de 20 andere opties die ik ondertussen door heb gegeven) waarop zij kan, samen kunnen eten. Maar goed, ik heb vriendinnen die niet vinden of hun moeder niet kunnen zien, so I count my tangerines.
Nu we dit allemaal zo op een rijtje hebben, maakt dat we ook de rest van onze weken hier in een plooi kunnen leggen. We gaan nog 3 keer op (lang) weekend, we zullen een week langer in Busan blijven en in plaats van nog door Korea te reizen, zullen we nog op 1 andere plek verblijven voordat we terug naar Seoul gaan. Het geeft wat regel- en planstress. Ik ben heel de dag aan het sturen waardoor het allemaal zo moeizaam voelt, maar ik ben blij, heel blij met de dingen die nog op het programma staan. Ik vertel tegen de kinderen dat we toch nog naar Jeju gaan om hun nichtje te bezoeken. Ze kunnen het moeilijk geloven en zijn superenthousiast.
10 minuten nadat ik de kinderen het goede nieuws heb gebracht, ontvang ik een bericht van mijn broer. Ik scan de Koreaanse tekst en begrijp genoeg. ‘Oh nee, nee, nee, hij zegt af,’ mompel ik luidop aan de eettafel waar we op dat moment fried chicken binnen schrokken, een paar minuten voordat Nia gaat bellen met haar klas en drie kwartier voordat ik mijn 1e interview over ons boek moet geven.
Mijn moeder en zussen zijn heel bezorgd dat wij als ‘outsiders’ zijn dochtertje gaan zien, want in Korea zijn ze er heel voorzichtig mee om baby’s bloot te stellen aan buitenstaanders. Het lijkt hem beter te wachten tot een volgende keer, als ze wat ouder is. Ik voel vanalles. Afwijzing, gekwetstheid (‘outsiders’), pijn, maar ook echt wel boosheid. De Koreaanse samenleving zal voorzichtig zijn met baby’s ja, zo voorzichtig dat ze er 250 000 achterover drukten en verkochten aan wildvreemden. Zo voorzichtig dat ik minuten na mijn geboorte door ‘outsiders’ werd weggenomen bij mijn moeder, degene die nu zo bezorgd is om een baby die al veel ouder is dan ik toen was. Als het haar toch allemaal zo spijt, doe dan nu gewoon niet zo moeilijk… Ik huil op de enige manier die dit appartement toelaat, in stilte.
Ik zet de knop om en doe het interview, maar ik ben er nooit helemaal bij.
Parallel stuurt mijn zus een restaurant en uur door voor onze afspraak. Ik zie het na het interview. Surrealistisch.
Ik kan enkel aan mijn broer laten weten dat ik niet weet wat ik hierop moet zeggen. Dat hij naar Busan komt om ons te zien, verzacht de pijn op dat moment geenszins. De kinderen liggen ondertussen in bed en een uur lang val ik inwendig uit elkaar. Alle (Belgische) bedenkingen schieten door mijn hoofd: ‘Wij zijn hier (nu). Wie weet wanneer de volgende keer zal zijn? Laat het allemaal maar zo, ik hoef hen ook niet te zien, al die moeite. Het was veel rustiger toen ze gewoon afwezig waren. Gemakkelijk om ervan uit te gaan dat we nog wel eens zullen komen. Ik heb al teveel gehoopt, verwacht en gekregen.’ Ik voel me ook zo stom. Wij zijn bereid om zoveel te doen, een dag op een boot zitten, bakken geld te betalen,… Het voelt als een kaakslag voor ons, voor al onze investering, moeite en flexibiliteit. Ik vind het ook vreselijk om de kinderen eerst blij te maken en dan te moeten teleurstellen, zonder een fatsoenlijk antwoord te kunnen geven op hun vragen. Dat zij meedelen in de afwijzing doet ook mij zeer.
De dag erna voelt het wat rustiger. Veel van wat ik afgelopen weken mocht ontvangen, zit nog in mijn lijf. En ik ga mijn familie nog eens zien. Dat is meer dan ik in februari voor mogelijk hield.
You can’t have it all. Dat hoef je aan een geadopteerde niet te vertellen.